Factoren die de wondgenezing beïnvloeden 

Type, diepte en uitgebreidheid van het letsel

Een oppervlakkig schaafwondje of een klein sneetje zal vrijwel zeker sneller genezen dan een diepe wond met gelacereerde wondranden (Beele & Verbelen, 2016).

Locatie van de wond

De snelheid waarmee een wond kan genezen, wordt bepaald door de plaats van de wond en het soort weefsel dat beschadigd is. Wonden aan het gezicht genezen bijvoorbeeld sneller dan wonden aan het onderbeen. Dit is te wijten aan het feit dat het gezicht een sterkere bloedtoevoer heeft dan de onderste ledematen.  Een wond in de buurt van de anus heeft meer kans op kolonisatie of infectie, en is moeilijker te verbinden dan bijvoorbeeld een wond op de onderarm, dit vanwege de positie (Beele & Verbelen, 2016; WCS wondenboek, z.j.).

Lokale bloedvoorziening

Een goede bloedtoevoer is van cruciaal belang voor een goede wondgenezing. Omdat voor wondgenezing een verhoogde toevoer van aminozuren, koolhydraten, lipiden, mineralen, sporenelementen en water nodig is, moet de bloedcirculatie zorgen voor de toevoer van zowel zuurstof als voedingsstoffen (Beele & Verbelen, 2016; WCS wondenboek, z.j.).

Omdat een verminderde bloeddoorstroming leidt tot een beperkte zuurstoftoevoer naar de wond, hebben patiënten met doorbloedingsproblemen (zoals diabetes mellitus en chronische veneuze ulcera) een verminderd weefselherstel. Omdat zuurstof nodig is voor de collageensynthese door fibroblasten en de weefselregeneratie, kan een beperkte bloedtoevoer de wondgenezing verder vertragen (Baranoski, Ayello, Tomic-Canic & Levine, 2020).

Geïsoleerde tekorten van bepaalde voedingsbestanddelen, zoals bij patiënten met een slechte voedingsstatus als gevolg van een ontoereikende of eenzijdige voedselinname, worden vaak in verband gebracht met een tragere wondgenezing. De patiënt moet de voedingsstoffen eerst opnemen om de wond via de lokale bloedtoevoer van de nodige voedingsstoffen voor de wondgenezing te voorzien (Beele & Verbelen, 2016).

De invloed van de voedingstoestand van een patiënt op de wondgenezing kan aanzienlijk zijn. Patiënten die voor hun comorbiditeiten geneesmiddelen gebruiken die frequent diarree veroorzaken (bv. omeprazol voor brandend maagzuur of maagzweren, NSAIDS voor artritis, metformine voor diabetes) kunnen een tekort aan voedingsstoffen en water hebben. Veel genezingsprocessen, waaronder epithelialisatie en collageenvorming, kunnen worden belemmerd door een gebrek aan water en voedingsstoffen die de wond bereiken (Baranoski, Ayello, Tomic-Canic & Levine, 2020).

Veel patiënten hebben ook andere ziekten waarvan bekend is dat zij tegelijkertijd wondvorming induceren en/of de wondgenezing vertragen.  Aandoeningen zoals neurologische en motorische aandoeningen (verlamming, beroerte, multiple sclerose, enz. ), maar ook stofwisselingsziekten (diabetes mellitus) en vasculaire problemen (chronische veneuze insufficiëntie) kunnen leiden tot letsels zoals decubitus en diabetische voet- en beenulcera.  Wondgenezing vereist een goede bloedcirculatie en een goed metabolisme, evenals een goede ademhaling en een goede werking van het immuunsysteem. Elke ziekte die de fysiologische mechanismen die nodig zijn voor wondgenezing geheel of gedeeltelijk verstoort, zal een negatief effect hebben op de wondgenezing. Hieronder vallen de hieronder genoemde ziekten.

  • Vasculaire insufficiëntie, zoals atherosclerose, chronische veneuze insufficiëntie, perifere vasculaire aandoeningen, hypovolemie. 
  • Nierinsufficiëntie en diabetes mellitus zijn voorbeelden van stofwisselingsstoornissen. Diabetes wordt vaak in verband gebracht met perifere vaatziekten, maar heeft ook belangrijke implicaties voor de wondgenezing.
  • Longziekten, zoals COPD en taaislijmziekte (cystische fibrose). 
  • Bindweefselziekten, zoals reumatoïde artritis en sclerodermie. 
  • Ziekten waarbij het immuunsysteem wordt onderdrukt, zoals HIV en AIDS. 
  • Oncologische ziekten (Baranoski, Ayello, Tomic-Canic & Levine, 2020; Beele & Verbelen, 2016; WCS wondenboek, z.j.).

De mentale en psychologische toestand van de patiënt kan een aanzienlijke invloed hebben op de wondgenezing. Stress en zorgen kunnen een negatieve invloed hebben op de wondgenezing.  Voor een effectieve celstofwisseling en wondgenezing is voldoende slaap en rust van cruciaal belang (Beele & Verbelen, 2016; WCS wondenboek, z.j.).

Immunosuppresiva 

Immunosuppressiva zijn een klasse geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken door de DNA-synthese of bepaalde enzymen die de celproliferatie en -differentiatie regelen, te blokkeren. De gastheer wordt verzwakt als gevolg van de immunologische onderdrukking, waardoor de kans op infectie toeneemt (Beele & Verbelen, 2016; WCS wondenboek, z.j.)

Cystostatica 

Cytostatica zijn geneesmiddelen die de groei vertragen van kankercellen die zich snel delen. De meeste cytostatica remmen als bijwerking de celdeling in andere snel delende weefsels, zoals de huid. Hierdoor kan de wondgenezing van met cytostatica behandelde patiënten aanzienlijk worden verstoord (Baranoski, Ayello, Tomic-Canic & Levine, 2020; Beele & Verbelen, 2016).

Anti-inflammatoire medicatie

Anti-inflammatoire geneesmiddelen hebben een nadelig effect op de wondgenezing. Deze bevatten corticoïden, die plaatselijk of systemisch kunnen worden gebruikt. Naast de ontstekingsremmende eigenschappen hebben corticoïden een direct effect op de fibroblasten, waardoor de collageensynthese wordt aangetast. NSAID’s onderdrukken de ontstekingsreactie en leiden tot verstoorde collageenvorming. Daarnaast zorgen ze voor een slechtere werking van de fibroblasten en verminderde contractie (Beele & Verbelen, 2016; WCS wondenboek, z.j.).

Anticoagulentia

Anticoagulantia veroorzaken een uitgebreidere bloedingsreactie, die een negatieve invloed heeft op de hemostase stadia (WCS wondenboek, z.j.; Beele & Verbelen, 2016).

Radiotherapie

Afhankelijk van de omvang, de dosis, de frequentie en de plaats van de bestraling kan een patiënt die radiotherapie heeft ondergaan nog maanden tot jaren na deze wondgenezingstherapie hinder ondervinden. ais) Op bestraalde plaatsen kunnen zich spontaan zweren vormen, waardoor in de context van radiodermatitis de term "wonden" wordt gebruikt (Beele & Verbelen, 2016).

Wonden bij kinderen en adolescenten genezen in de meeste gevallen snel. Bij oudere patiënten is dit minder een probleem. De redenen hiervoor zijn de volgende:

  • Er is een algemene vermindering van het vermogen van oudere patiënten om wonden te genezen. Dit heeft te maken met een verminderde activiteit van de fibroblasten, waardoor er minder collageen wordt aangemaakt en het bindweefsel van mindere kwaliteit is. Bovendien worden de wondcontractie en de epithelialisatie vertraagd.
  • Bij ouderen is het immuunsysteem minder effectief. Macrofagen en monocyten migreren pas aanzienlijk later naar de wondzone, en de ontstekingsfase duurt bij oudere patiënten gemiddeld aanzienlijk langer.
  • Ten slotte zien we bij oudere personen meer aanverwante aandoeningen, zoals atherosclerose, veneuze insufficiëntie en diabetes, die allemaal een invloed hebben op de doorbloeding en/of het genezingsvermogen (Baranoski, Ayello, Tomic-Canic & Levine, 2020; Beele & Verbelen, 2016; Martini & Bartholomew, 2016).

Nicotine verstoort de perifere circulatie, waardoor een goede bloedtoevoer wordt verhinderd. Rokers hebben meer kans op een tekort aan vitamine C, wat de wondgenezing kan belemmeren. Wanneer specifieke soorten geneesmiddelen worden gebruikt, worden soortgelijke resultaten waargenomen (Beele & Verbelen, 2016).